Meer dan alleen dat balletje (3)

Carli Driessen (MyBoilie) - Meer dan alleen dat balletje 3

In zijn column ‘Meer dan alleen dat balletje‘ vertelt Carli Driessen van MyBoilie over zijn (eigenzinnige) visie op aas. Hij gaat uitgebreid in op de eigenschappen van boilies en de verschillende ingrediënten die hierin verwerkt kunnen worden. Daarnaast legt hij de behoeften van de de karpers uit aan de hand van praktijkvoorbeelden en ervaringen. Als aas je interesseert mag je deze column niet missen! Vorige aflevering gemist? Je leest hem hier.

 

Advertentie:

  



Het is alweer even geleden dat ik iets geschreven heb over de meerwaarde van het denken over aas of het zelf boilies samenstellen. Het laatste deel van mijn reeks hersenspinsels over “dat balletje” dateert uit 2017, dus hoogste tijd voor een vervolg. In dat laatste deel beschreef ik een drietal referenties, aangevuld met die beroemde 80-20 regel. Daarmee de suggestie dat het beter is om je te richten op enkele elementaire zaken van je visserij en deze goed te borgen, dan je te verliezen in de zoektocht naar perfectie. Alles bedoeld ter inspiratie, zodat je naar wens je eigen ideeën en ervaringen kunt scherpen; de context kunt verrijken waarbinnen je jouw boilie, die “gereedschapskist”, inhoud geeft. We gaan hier gewoon nog even mee door. Dus in het kader van al die experimenten in je schuurtje, keuken, waterkant of waar je ook bezig bent, nog eens 3 bespiegelingen.

(4) De karper reageert niet op attractiviteit

Het woord attractiviteit wordt door ons vaak gebruikt als teken van kwaliteit. Ik gebruik het zelf ook. Het floept er zo uit… en iedereen begrijpt de intentie. Maar het begrip “attractiviteit” is eigenlijk een containerbegrip; zonder helder afgebakende betekenis. Dit kan van alles zijn en verzint de (taal)gebruiker gewoon zelf, ongeacht de context of gebeurtenis.

Op zich geen punt natuurlijk. Ik bedoel kwaliteit is relatief, maar het maakt de betekenis van het woord zó vreselijk omvangrijk, dat het in feite ook weer niets betekent. Die zinsnede: “van dit aas gaat veel attractie uit” stuurt je eigenlijk met een kluitje in het riet, zonder clou van het idee of doel dat wordt nagestreefd. Terwijl juist daarin zich het begrip vorm omtrent die kwaliteit.

Carli Driessen (MyBoilie) - Meer dan alleen dat balletje 3
In het kader van die experimenten een leuke set-up voor je lood bij zachte bodem…

Daarom is het zinnig om die wereld van attractiviteit voor jezelf meer te specificeren. Iets wat we in de praktijk natuurlijk ook wel doen, maar soms lastig vinden door de vele variabelen waar attractiviteit uit voortkomt. En (niet onbelangrijk) omdat we niet altijd zeker weten of aannames ook werkelijk kloppen. Er hangt bij discussies soms zo veel ruis op de lijn en we missen goed onderbouwd, wetenschappelijk bewijs, waardoor we liever onze mening baseren op empirisch verkregen materiaal en vertrouwen.

Favoriete thema’s

Dat neemt niet weg dat een meer specifieke vertaling van het woord attractiviteit je kan helpen bij het denken over aas, zelfs al zijn niet alle stellingen waterdicht. Afhankelijk van de situatie deel ik bijvoorbeeld het begrip op in thema’s die gemakkelijk zijn terug te voeren op de eigenschappen van onze karpervriend. Recepten vormen zich dan vanuit de verschillende inzichten die deze thema’s voortbrengen. Ik noem hier mijn drie favorieten:

Karakter: de aard van de boilie (dierlijk, plantaardig, hybride), door een substantieel deel van je recept uit vismeel, kreeftachtigen, kruiden, zaden, vruchten, noten, granen of een andere “special” te laten bestaan. Om zo bijvoorbeeld te anticiperen op vissen die door bijvoeren (positief) geconditioneerd zijn op een specifiek aas (preoccupatie).

Waarde: de volwaardigheid van de boilie, door aandacht te geven aan ingrediënten die de vis nodig heeft voor zijn lichaamsgroei en -onderhoud, het bestrijden van ziektekiemen, een goede spijsvertering en smaak (!). Om zo bijvoorbeeld in te spelen op zijn overlevingsdrift (instinct).

Prikkels: de impulsen die je middels jouw boilie aan de vis kunt geven door te spelen met (fysieke) eigenschappen als kleur, wasemkracht, gewicht, vorm, beweeglijkheid, geur, scherpte of ingrediënten die bij het kauwen geluid voortbrengen. Om zo bijvoorbeeld te appelleren aan die behoefte van de karper om nieuwe voedselbronnen aan te boren (nieuwsgierigheid).

Bevestiging in de praktijk de vorm van ontlasting die je vis weer terug legt op de mat...
Bevestiging in de praktijk de vorm van ontlasting die je vis weer terug legt op de mat…

Er zijn meer thema’s mogelijk natuurlijk. Deze kan je naar eigen inzicht of ervaring definiëren, maar daar gaat het mij nu niet om. Door te specificeren krijgt het fenomeen “attractiviteit” opeens richting… betekenis. Draait het begrip om specifieke eigenschappen van ons aas om de vis te bespelen. Heb je een idee en doel, waarna we in de praktijk op zoek kunnen naar een bevestiging van die “kwaliteit”.

(5) De karper is niet modegevoelig… wel bewust van veranderingen

Er bestaat een lange lijst met ingrediënten waarvan vissers weten dat de karper het graag eet. En eerlijk gezegd verdwijnen er maar weinig van deze lijst. Sommige worden vervangen omdat vergelijkbare producten goedkoper zijn of fysiek gunstiger eigenschappen vertonen, maar dat neemt niet weg dat wat toen werkte nu nog steeds presteert.

Logisch wel, want evolutionair gezien is onze sport nog vreselijk jong. Het is fysiek onmogelijk dat vissen in zo’n korte tijd een aversie ontwikkelen tegen “goede ingrediënten”. Die negatieve conditionering door hengeldruk, de grootte van het bestand, het aanwezig natuurlijk voedsel, individuele preoccupatie of vormen van bijvoeren bestaat natuurlijk, maar veroorzaken mijns inziens alleen een verschuiving van voorkeur. Niet een aversie tegen zoiets fundamenteels als een lekkere smaak, voldoende voedingswaarde, goede verteerbaarheid, enzovoort. Deze eigenschappen, mits passen op de context, blijven aantrekkelijk.

Waarom dan al die verschillende, nieuwe producten op de markt? Los van de commerciële incentive, denk ik dat de zucht naar “nieuw” gewoon menselijk is. Iets nieuws wordt toch vaak gezien als beter, zo zitten wij met z’n allen in elkaar. Wij streven naar groei, niet naar balans of consolidatie. De mode verandert nu eenmaal… stilstand is achteruitgang.

Carli Driessen (MyBoilie) - Meer dan alleen dat balletje 3
Gewoon hetzelfde ei, maar net ff anders…

Bereidheid om te veranderen

Maar ook al is wat mij betreft die drift om te veranderen grotendeels nutteloos voor de meerwaarde van je aas. Het is niet verkeerd om te willen veranderen. Dat zou namelijk suggereren dat we alles al weten en da’s nogal een boute stelling. Daarbij is die dynamiek van moeder natuur niet te vatten in één enkel, onwrikbaar recept.

Willen veranderen is juist heel zinnig, maar mits om de juiste redenen en met gevoel voor nuance. En ik heb het idee dat we vaak met schroot schieten en te grof kaliber… als je begrijpt wat ik bedoel. Ter illustratie: Het vermogen van de karper om stoffen te signaleren in water is buitengewoon. Onderzoeken hebben aangetoond dat zijn reukvermogen weliswaar anders werkt, maar in kracht vergelijkbaar is met dat van speurhonden. En deze sterk ontwikkelde geurzin stelt karpers in staat om zelfs in pikdonkere omstandigheden feilloos een boilie te vinden. We hebben het dus over het niveau van speurhonden. Verschil in nuance betekent voor hem mogelijk al een geheel ander gerecht?!

Dus stel, je hebt een goed doordachte boilie op een water waar je prima vangt en na een tijdje lopen de vangsten terug. Dan kan je natuurlijk aan de slag met een geheel nieuwe boilie, maar is het niet veel logischer om eerst te nuanceren binnen hetzelfde recept? Door bijvoorbeeld een kleine trigger toe te voegen, hem meer of minder te laten wasemen of te spelen met de verhoudingen, voedingswaarde, kleur… enzovoort. Ik denk van wel 😉

6) De natuurlijke habitat van de kweekkarper is niet per se de natuur zelf

Ik heb eens een boilie gemaakt met als ambitie een zo hoog mogelijk percentage eiwitten. Mijn doel: een kneiter van een aminozurenbom! Geïnfecteerd door alle succesverhalen van karpersleurend Nederland en de positieve werking van Aminomixen in het algemeen. Het brouwsel was een weldadige optelsom van kreeftachtigen, insecten, vismelen en wat zijderups als kers op de taart. Met kunst- en vliegwerk maakte ik er balletjes van. Ik zou de vis weleens een poepie laten ruiken!

En poep was het, want de vis verdween die week voorbij de horizon en na een volle week blanken, zonder ook maar één stootje, droop ik af… met de staart tussen de benen; mission failed! Later begreep ik pas in welke sloten ik allemaal tegelijk was gelopen. Ik zal er in het kader van de titel één beschrijven:

Livardière, het water waar ik die week had gezeten, is voorzien van een goed bestand mooie karpers. Sommige vol beschubt, anderen getekend met slechts een paar schalen, een prachtige rij of helemaal naakt. Ik vis er graag. De vissen die er rondzwemmen zijn grotendeels kweekkarpers. Dit is belangrijk om te noemen omdat de kweekkarper in feite een specifiek soort vis is met dito eigenschappen… en dus voedselbehoefte.

Carli Driessen (MyBoilie) - Meer dan alleen dat balletje 3
Een van die mooie (lederen) kweekkarpers van Livardière…

Kweekkarpers

Zo is de kweekkarper, in tegenstelling tot zijn wilde familie, géén echte eiwitspecialist. Als omnivoor bestaat zijn optimale dieet (naast die andere nutriënten als vetten, vezels, vitaminen en mineralen) voor een groot deel uit koolhydraten. Deze geven hem onder andere de energie om te groeien, het eiwit nuttig voor de opbouw te gebruiken. Massa te creëren, waar het van origine bij kweekkapers om te doen was: de intentie van waaruit zij als “soort” zijn ontstaan, inclusief bijhorende anatomie en fysiologie. Daarom voeren kwekers uit ervaring hun karpers, naast de benodigde proteïne, ook periodiek volop koolhydraten. Dit om een betere voedselbalans (energie versus opbouw) te bieden die past bij het soort vis.

De kweekkarper in de natuur, en zeker waar veel dierlijk voedsel te happen valt, bevindt zich eigenlijk in een voor hem onnatuurlijke of beter gezegd ongunstige situatie vanwege een overtollige hoeveelheid eiwitrijk voedsel. De gemiddelde waterdiertjes bevatten namelijk een proteïnegehalte tussen de 44-58%, terwijl uit onderzoek blijkt dat het optimale percentage voor de kweekkarper onder de 30% ligt. En nog lager voor de volgroeide exemplaren. De kweekkarper is er fysiologisch niet op “gemaakt” om zulke hoge proteïnegehalten goed te benutten. Hij gaat er natuurlijk niet aan dood, maar het is alleen voor zijn gestel minder optimaal, hetgeen je aas onaantrekkelijk maakt om er veel van te consumeren.

En dus zat ik daar, met mijn “eiwitbommen” aan een water met veel dierlijk voedsel en weinig wiergroei. Met een eiwitpercentage ver boven die 30%… wachtend op Godot.

Lees verder in deel 4 van “Meer dan alleen dat balletje”.

 

Advertentie:

 



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *