Meer dan alleen dat balletje (12)

Meer dan alleen dat balletje (12) - De Profiler 6 - Grond

In zijn column ‘Meer dan alleen dat balletje‘ vertelt Carli Driessen van MyBoilie over zijn (eigenzinnige) visie op aas. Hij gaat uitgebreid in op de eigenschappen van boilies en de verschillende ingrediënten die hierin verwerkt kunnen worden. Daarnaast legt hij de behoeften van de de karpers uit aan de hand van praktijkvoorbeelden en ervaringen. Als aas je interesseert mag je deze column niet missen! In deze aflevering staan de bodem en de grond van de te bevissen wateren centraal. Vorige aflevering gemist? Je leest hem hier.

 

Advertentie:

  



Profiler deel 6: Wat voor bodem (grond) heeft jouw water?

Hoe wij de wereld zien is afhankelijk van de context waarin we ons bevinden. Zo ervaren we ‘maat’ afhankelijk van hoe groot we zelf zijn of ‘kleur’ door het soort licht dat er schijnt of details afhankelijk van de afstand die we houden. Je begrijpt vast wat ik bedoel. Er is altijd een context die bepaalt hoe we iets beleven en datzelfde geldt ook voor onze gevinde vrienden. Met de Profiler loop ik als het ware de verschillende perspectieven af waarbinnen de karper ons aas beleeft. Daarbij probeer ik middelen aan te dragen waarmee je als visser hierop kunt inspelen.

Dit 6e deel van de Profiler gaat over het soort van bodem waarop we vissen en wat dit voor effect heeft op onze boilies. Er zijn immers grondsoorten denkbaar die het karakter van ons aas beïnvloeden; hun vorm, grootte, geur, kleur, gewicht… enzovoort. Een en ander heb ik samengevat in 5 thema’s:

  • Kleur => hoe kan ik meer/minder opvallen?
  • Geur => hoe houd ik mijn aas aantrekkelijk?
  • Kracht => hoe krijg ik mijn aas goed gepresenteerd? (1)
  • Structuur => hoe krijg ik mijn aas goed gepresenteerd ? (2)
  • Verblijfswaarde => hoe aantrekkelijk is die grond eigenlijk?

Het doel van dit schrijven is niet een uitgebreide bloemlezing over ‘grond’. Hiervoor ontbreekt mij de kennis alsook tijd. Wat ik wil is enkele praktische aandachtspunten benoemen waar je als visser en zelfdraaier, denkend over je boilies, wellicht iets mee kunt…

De Profiler 6 - De verschillende eigenschappen van grond nader bekeken

Kleur

De vraag die ik hier centraal zet is in welke mate je met je boilies wilt opvallen? Grondsoorten hebben immers een bepaalde kleur en bij voldoende licht maakt de (achter)grond je aas meer of minder zichtbaar. Daarbij is zand anders dan klei, leem anders dan grind, veen anders dan wier, enzovoort. Zeker bij de meer uitgesproken kleurtonen zoals die van veen (zeer donker) of zand (vrij licht) is het de moeite waard om een beeld te hebben. In theorie geldt het volgende:

  • Zeeklei => blauw-grijs (soms meer zwartig)
  • Rivierklei => bruin of grijs (met veel ijzer => meer oranje-bruin)
  • Leem => geel-bruin tot rood-bruin
  • Löss => geel-bruin tot bruin
  • Zand => geelachtig of licht-bruin (soms met een grijs-bruine toplaag t.p.v. een podzol)
  • Grind => mengsel van wit, geel en bruin
  • Veen => (donker) bruin tot diep zwart
  • Begroeiing => variaties in groen, geel en bruin

Maar je begrijpt dat dit indicaties zijn. De praktijk toont voor dezelfde grondsoorten soms meerdere kleursoorten, -tonen, als ook mengvormen. En dus is het op basis van alleen de theorie niet met zekerheid vast te stellen hoe een grondsoort zich toont. Je kunt dit het beste doen door samples te nemen in de waterkant of te kijken met een Aquascope. Mogelijk weten collega-vissers het of vind je informatie in reviews op het internet.

Hoe we vervolgens inspelen op deze kleuren gaat voorbij aan alleen de grond. Het vraagt ook aandacht voor de diepte en kwaliteit van het water. Deze bepalen mede hoe je aas zich gedraagt. Hoe dit werkt heb ik uitgebreid omschreven in deel 4 & 5 van de Profiler.

De kleur van je aas is een belangrijk aspect bij het afsteken van de grond waar hij op wordt gevist
De kleur van je aas is een belangrijk aspect bij het afsteken van de grond waar hij op wordt gevist

Geur

De vraag die ik hier centraal zet is hoe je je aas aantrekkelijk houdt? Als je boilies midden in ranzige grond liggen worden ze op den duur ook ranzig. Iets wat je kunt vaststellen aan de hand van de geur van de grond en je boilies. Maar hoe voorkom je zoiets? Dat is eigenlijk niet te doen. Je kunt de mate van contact minimaliseren (m.b.v. een wafter) of vermijden (m.b.v. een pop-up of zig), maar daarmee lig je nog steeds in datzelfde water. En de presentaties gelden alléén voor je haakaas, niet je voerboilies.

Wat in de praktijk enigszins kan helpen is om je boilies zodanig voor te weken dat die knikkers helemaal geen water meer opnemen. Hierdoor reduceer je de snelheid waarmee het aas vermengd raakt met de ‘vieze’ vloeistof uit de omgeving. Maar ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat op echt slechte grond zelfs kunstaas gaat stinken!

Misschien wel een belangrijkere vraag die je hier kunt stellen is of de karper überhaupt aast op gronden die niet best ruiken. Rottingsprocessen van bladeren en waterplanten veroorzaken een hogere zuurgraad, hetgeen niet gewaardeerd wordt. Beter misschien om deze gronden te mijden? De kans op een vangst is klein, ongeacht je aas of presentatie. Geur is in die zin een interessant kenmerk van de grond, omdat het je vertelt of je locatie wel/niet aantrekkelijk is.

Hoe dan ook, altijd even na het indraaien je boilie tussen je vingers openbreken en er aan ruiken. Als hij stinkt, dan kan je beter verkassen.

Door je aas voor te weken of goed te soaken voorkom je dat het zich volzuigt met stinkend water
Door je aas voor te weken of goed te soaken voorkom je dat het zich volzuigt met stinkend water

Kracht

De vraag die ik hier centraal zet is hoe je je aas goed gepresenteerd krijgt? De discussie rondom het wel of niet in de modder vissen kennen we allemaal. Er gaan verhalen de ronde dat karpers soms tot diep in de zachte grond hun eten zoeken, wroetend als varkens. Niet gek perse, want het is ook bekent dat sommige ‘blubber-gronden’ tjokvol zitten met muggenlarven en ander natuurlijk voedsel. Modder, slijk, bagger of blubber is een vloeibaar (of semi-vloeibaar) mengsel van klei, silt en water, een voedzame suspensie. Modder kan een leefomgeving zijn voor vele dieren, zoals wormen, kikkers, schelpdieren en kreeftachtigen. Het kan zeer vruchtbaar zijn, voedingsrijk en dus geen slechte keuze om er middenin te liggen!

Maar moet ik hiervoor mijn aas ook helemaal laten wegzakken? Creëer je zo een goede presentatie? Ik vind zelf van niet. Als alles wegzakt wordt het hele aspect van visueel azen, die oppak-reflex, om zeep geholpen. De vraag is dus hoe we dit voorkomen?

Waar dit om draait is dat als de grond weinig opwaartse kracht heeft, dat we ervoor zorgen dat onze presentatie weinig neerwaartse kracht heeft. Waardoor zoveel mogelijk aas boven op de grond blijft liggen. Dit door bijvoorbeeld: 

  • Het gebruik van kleine en/of gebroken boilies. Deze deeltjes kennen minder gewicht en zakken met minder kracht naar beneden. Zie de wet van Stokes in Meer dan alleen ‘dat balletje’ (10).
  • Het gebruik van lichte ingrediënten in je boilierecept, zoals Krillmeel, Garnalenmeel, Watervlooien, Beschuitmeel enzovoort.
  • Aan de slag te gaan met alternatieve presentaties zoals een uitgebalanceerde boilie (wafter), pop-ups of snowman. Dit in combinatie met een chod- of helikopterrig als systeem.

Wat mij op zachte grond lijkt te helpen is het verminderen van de valsnelheid van mijn rig als geheel. Met name om de impact van het lood te breken. Ik vergroot hiervoor tijdelijk het oppervlak van de rig en het drijfvermogen. Hierdoor ‘ploft’ de rig minder hard op de grond. De PVA-constructies met extra grondvoer geven tevens het gewenste visuele effect. Ik heb 5 varianten voor jullie uitgetekend. De 3e (zie foto) gebruik ik het meest. Een 6e trucage zag ik ooit eens voorbij komen. Hij is een beetje complex wellicht, maar als idee leuk om mee te experimenteren.

Profiler 6: Wat voor bodem heeft jouw water?

Structuur

Hier staat eigenlijk dezelfde vraag centraal, maar vanuit een iets ander perspectief. Structuur gaat meer over de vorm van de grond (kuil, talud, bedding…), de begroeiing, de maat en hoeveelheid keien, enzovoort. Die (te) zachte bodem hoort hier natuurlijk ook bij, maar richt zich meer op het materiaal van de grond zelf. Daarom heb ik deze apart behandeld (zie voorgaande paragraaf).

Waar het de boilie betreft hebben obstakels, als onderdeel van die structuur, niet per se invloed op je recept. Het vissen vraagt vooral aandacht voor mechanische thema’s rondom je presentatie. Maar net als bij de zachte bodem kan het nuttig zijn om bij lage bodembedekkers of wiervelden met meer kleine afmetingen, gecrunchte delen of lichtgewicht boilies te voeren. Deze blijven beter liggen. Of misschien wil je liever door iets heen zakken, de gangen onder het wier bereiken. Dan zijn juist zwaardere of grotere bollen (> 20 mm) wenselijk. 

Vorm speelt hier dus een belangrijke rol. Denk aan het talud. Als deze goed schuin loopt kunnen ronde knikkers er gewoon vanaf rollen. Snij in dat geval je boilies doormidden of gebruik ‘squares’ of ‘kussentjes’. En crushen helpt natuurlijk ook.

Verblijfswaarde

Als laatste zet ik hier de vraag centraal: hoe aantrekkelijk is de grond waar ik vis? Komt de karper hier überhaupt z’n snacks halen? In welke mate beschouwt hij de plek als verblijfswaardig? Het is de laatste van de 5 thema’s, maar misschien wel de meest ingrijpende. Ik bedoel, als de grond slecht is, stinkt, geen voedsel bevat, dan zal de karper er ook niet graag verblijven of eten, hoe je je aas ook presenteert. Het is alleen wel een onderwerp waar meer factoren dan alleen de grond van invloed zijn. Ook de waterkwaliteit, temperatuur, diepte, aanwezigheid van waterplanten, roofvissen enz. bepalen waar de karper graag z’n eten zoekt. Al met al een meer complexe opgave…

Maar goed, we kunnen ons wel focussen op de invloed van de grond. Dit biedt niet het gehele spectrum, maar wel een belangrijk stuk van de puzzel. Ik denk namelijk dat er een relatie bestaat tussen de verblijfswaarde van de grond en de voedselrijkheid ervan als gevolg van diens vruchtbaarheid. In meer begrijpbare taal: hoe vruchtbaarder de grond is, hoe meer voedselrijk en daarmee des te hoger de verblijfswaarde.

En als het om grond gaat kunnen we terugvallen op meer behapbare wetenschap. Grond bestaat uit een wisselende samenstelling van minerale deeltjes, organische stof, water en lucht. De mineralen kunnen nog wat verschillen tonen, de grootste vormen de kiezels en de kleinste de Lutum in klei, maar that’s it. De samenstelling is vrij eenduidig en bepaalt uiteindelijk de eigenschappen.

Deze kussentjes zijn lichter per stuk en rollen ook niet weg
Deze kussentjes zijn lichter per stuk en rollen ook niet weg

Vruchtbaarheid van de grond

Om voor jezelf een beeld te vormen heb ik hier een overzicht gemaakt van de verschillende grondsoorten, lopend van meer naar minder ‘vruchtbaar’ en dus in lijn met de voorgaande stelling van meer naar minder ‘verblijfswaarde’:

  • Kleibodem => Deze bestaat voornamelijk uit Lutum. Dit zijn gronddeeltjes kleiner dan 2 micrometer (0,002 mm). Vanaf 25% Lutum spreekt men van klei. Tussen de 8-25% Lutum spreken we van Zavel, een grondsoort die ik voor het gemak hier onder de klei heb geschoven. In Nederland vinden we zowel Zavel, Zee- als Rivierklei. Al verschillen gronden in leeftijd, in grote lijn dragen zij dezelfde eigenschappen. Naarmate er meer Lutum in de grond zit des te zwaarder de klei is. Klei is een zeer voedzame en voedselrijke grond, ideaal voor een goede plantengroei en met hoge verblijfswaarde! 
  • Leembodem => Deze bestaat voornamelijk uit Silt. Dit zijn gronddeeltjes met een korrelgrootte tussen de 2 en 63 micrometer (0,002 – 0,063 mm). Het is vaak ook een mengsel van zand en kleideeltjes. Ook leem is vruchtbare grond, rijk aan voedingswaarde en houdt goed de grondstoffen vast voor plantengroei en dergelijke. Leemgronden komen alleen weinig voor in Nederland.
  • Lössbodem => Deze bestaat uit deeltjes die groter zijn dan de kleideeltjes, maar kleiner dan zandkorrels. Het is rijk aan kalk en fijnkorrelig. Het voelt zachter aan als zand en is net als leem vruchtbare grond, meer vruchtbaar dan grind en zand.
  • Grindbodem => Deze bestaat uit natuurlijk afgerond, grof gesteente. Ontstaan door het afslijten van gesteente in de bergen en heuvels. Voor de presentatie van je rig doorgaans een prima plek. In sommige wateren ook zeer aantrekkelijk voor de karper. Niet omdat grindgronden vruchtbaar zijn, maar omdat het formaat van de steentjes het mogelijk maakt dat het natuurlijk voedsel er zich schuilhoudt.
  • Zandbodem => Deze bestaat uit korrelige, mineralen deeltjes die rond en afgesleten kunnen zijn of juist hele ruwe randjes hebben (scherpzand). De grootte varieert tussen de 0,063 mm en 2 mm Als de korrels groter zijn dan 2 mm, dan spreken we van grind. Zand is in feite onvruchtbaar en dus doorgaans een niet voedingsrijke bodem.
  • Veenbodem => Deze bestaat voor het overgrote deel uit afgestorven plantenresten, dus organisch materiaal. Veengronden zijn hierdoor vruchtbaarder dan bijvoorbeeld zandgronden. Maar de reden dat deze toch onderaan staat is omdat de veenbodem vaak een zure grondtoon draagt (PH-waarde minder dan 7). Dit als gevolg van afbraakprocessen door bacteriën en schimmels. Als dit de overhand heeft betekent dit géén aantrekkelijke bodem om je aas in te presenteren!
Uit wat voor grond bestaat de bodem van jouw water en stekken?
Uit wat voor grond bestaat de bodem van jouw water en stekken?

Belangrijk om hier te benadrukken is dat dit alles niet betekent dat je op zand- of veengronden niets kunt vangen. Zoals eerder genoemd spelen er meer factoren een rol. Het stelt alleen wel vast dat binnen de nuances van onze onderwaterwereld het waarschijnlijk is dat de karper liever op een vruchtbare kleibodem verblijft dan op zure veengrond.

Ook zul je gemerkt hebben dat ik in mijn verhaal het fenomeen mosselbanken als ‘grondsoort’ achterwege heb gelaten. Dit omdat het eigenlijk geen grondsoort is. Dat neemt niet weg dat deze ‘bodembedekking’ qua verblijfswaarde zeer hoog op de ladder staat (= voedselrijk) en in de praktijk min of meer bevestigt hoe de aanwezigheid van voedsel zo bepalend kan zijn voor je vangsten.

Ter afsluiting

Een handige tip om de grondsoort van jouw water vast te stellen is door er een bal van te kneden. Blijft de bal heel, dan zit er waarschijnlijk een flinke hoeveelheid klei of leem doorheen. Valt hij uit elkaar dan is er meer zand aanwezig. Je kunt het ook aan de grond zelf voelen. Beweeg er gewoon met je hand of vingers doorheen. Voelt de grond vezelig aan en is deze donker van kleur, dan is het waarschijnlijk veengrond of in ieder geval grond met een hoog percentage organische stof. Is de grond korrelig, dan is het eerder zand. Voelt het glad aan, dan is het waarschijnlijk klei. 

En als laatste nog een kleine mindshift. In de praktijk zien we vaak mengvormen van grondsoorten, als ook begroeiing (wier, lelies etc.) en afhankelijk van het seizoensdeel gevallen bladeren of naalden. Vaak kiezen we automatisch onze spot op basis van de fysieke eigenschappen van de bodem. Een mooi grindplaatje tussen de lelies, een zandplak tussen het wier of een harde grindbult in de modder. Deze plekken functioneren als het ware als een presenteerblaadje waardoor onze rig zichtbaar en bereikbaar is. De ervaring is dat deze manier van presenteren werkt. Toch moet je jezelf afvragen wat er gebeurt als we eenzelfde effectieve aanbieding weten te creëren op gronden met een hogere ‘verblijfswaarde’?! In lijn met vangstsuccessen op mosselbanken, in zachte ‘kleigronden’ of met presentaties midden op een wierbed is dat best iets om over na te denken… toch?! 😉

Profiler 6 - Wat voor bodem (grond) heeft jouw water?

Tot zover mijn bespiegelingen over het soort van bodem van het water. We gaan door naar deel 7 van de Profiler: hoeveel natuurlijk voedsel is aanwezig? Vissen op een voedselrijk water is soms serieus anders dan op een voedselarm water en kan in sommige gevallen een wending geven aan je boilie-recept. Hierover binnenkort meer!

 

Advertentie:

 



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *